Onderwijsleergesprek

Inleiding

Het onderwijsleergesprek is een krachtige manier van leren. Er worden door Ebbens 4 redenen genoemd waardoor het gesprek zo krachtig is. Er wordt actief en effectief geleerd, het denken binnen de groep wordt zichtbaar, er ontstaat een ontwikkeling in het leren doordat leerling voortbouwen op elkaar en er zijn meerdere invalshoeken. Bij een onderwijsleergesprek stelt de docent het onderwerp vast en probeert met een open of gesloten gesprek tot een oplossing te komen. Open betekent dat de oplossing niet vastligt en gesloten dat de oplossing vast staat. De docent heeft de leiding. Het gesprek is gericht op het dieper, explicieter en zichtbaar maken van het denken van leerlingen. Het is essentieel dat de docent grote vakkennis heeft en belangstelling heeft voor het leren van leerlingen en vaardig is in het leiden van een gesprek.

Er zijn verschillende soorten onderwijsleergesprekken namelijk; het verkennende onderwijsleergesprek, het themagerichte gesprek, gesprek gericht op het aanleren van leer- en oplossingsstrategieën en het gesprek wat zich richt op het bespreken van nieuwe werkwijzen zoals reflectie op groepsprocessen bij samenwerkend leren.

Ik heb een 4 tal gesprekken uitgevoerd rondom het thema overheid. Bij 3TL heb ik de gesloten variant uitgevoerd en bij 2TL de open variant.

Leeswijzer

In mijn verslag vindt u:

  1. de voorbereiding,

Oriëntatie: wat is een onderwijsleergesprek? Welke soorten zijn er?

Richting, hoe ga ik het toepassen, waar en wat gaan ik en de klas er dan van leren?

 

  1. de theoretische onderbouwing

Hier vindt u de onderbouwing van wat we gaan doen in het gesprek. Wat wil ik gaan doen in het gesprek en waarom?

 

  1. de uitvoering en de evaluatie.

Vervolgens uiteraard de uitvoering, hoe ging dat? Wat is er van geleerd en wat neem ik mee voor de volgende keer. Zijn de leerdoelen behaald?

 

  1. de reflectie

 

(Ebbens, 2005)

 


 

Inhoud

Voorwoord.                                                                    2

Inleiding.                                                                     3

1      Voorbereiding.                                                    5

1.1       Oriënteren.                                                         5

1.2       Richten.                                                              6

1.2.1        Leerdoel voor de klas.                                6

1.2.2        Leerdoel voor mijzelf6

2      Theoretische onderbouwing. 7

2.1       Plannen. 7

2.2       Ontwerpen. 7

2.2.1        Kenmerken van de doelgroep. 7

2.2.2        Organisatorische kenmerken. 7

2.2.3        Inhoudelijke kenmerken.                               7

2.2.4        Didactische kenmerken.                                 7

2.2.5        Vakdidactische kenmerken.                          8

2.2.6        Pedagogische kenmerken.                             8

3      Uitvoering en evaluatie.                                         9

3.1       Evalueren (Verzamelen)                                     9

3.2       Analyseren.                                                           9

3.3       Concluderen.                                                       10

3.3.1        Leerdoel voor de klas.                                   10

3.3.2        Leerdoel voor mijzelf                                   10

4      Reflectie.                                                                  11

Literatuurlijst                                                                 12

 


 

 

1         Voorbereiding

Allereerst heb ik mij voorbereid op de 4 gesprekken.  Dit heb ik voornamelijk gedaan door het onderwerp zelf door te nemen. Ik heb gekozen voor hoofdstuk 7 van pincode, 2TL en 3TL. Dit hoofdstuk gaat over de overheid. Leerlingen leren hier wat de overheid doet, waarmee zij zaken betaald, hoe de overheid in elkaar zit. En bijvoorbeeld het verschil tussen collectief en particulier.

Ik ben met name benieuwd wat leerlingen al weten. Weten ze wat de overheid doet? Weten ze de verschillende lagen te benoemen?

Wanneer ik hier een goed beeld van heb, kan ik in de komende lessen bijvoorbeeld volstaan met het noemen van de 3 lagen van de overheid en meteen doorgaan op voorbeelden van wat zij doen. Verschillende manieren van organisatie bij gemeente en ministerie. Wanneer de voorkennis niet aanwezig is weet ik dus dat ik meer moet vertellen over de basis.

1.1      Oriënteren

Zoals u al kon lezen in de inleiding, is het onderwijsleergesprek een krachtige manier om kennis over te dragen.  Volgens Wegerif & Mercer zijn er 3 soorten gesprekken; cumulatieve, discussie en explorerende. Volgens Ebbens vinden we er 4, namelijk;

–  Verkennend

–  Themagericht

–  Gericht op aanleren van leer- en oplossingsstrategieën

–  Bespreken van nieuwe werkwijzen

 

Daarnaast is de keuze tussen een open en een gesloten variant. De open variant heeft geen vooraf gestelde antwoorden, de gesloten wel. Een open, verkennende vorm leek mij het eenvoudigst om mee te beginnen.  Deze vorm is uitermate geschikt om voorkennis te activeren (Ebbens, 2005)

De docent komt zo te weten wat leerlingen al weten van het onderwerp en het wordt makkelijker om kennis hieraan te koppelen. Aansluiten bij voorkennis is belangrijk om leren betekenisvol te maken. Daarnaast geeft Burbules aan hoe belangrijk woorden, gesprekken zijn voor betekenis geven aan begrippen.

Themagerichte gesprekken zijn beter in de volgende lessen wanneer de begrippen helder zijn. Een gesprek over de overheid zou goed kunnen. Maar dan meer over bijvoorbeeld een begrip als privatisering en waarom dit soms goed is maar waarom het soms ook fout gaat.

(Mercer, 1997)

(Ettekoven, 2005)

(Burbules, 2001)

1.2      Richten

Ik ga dus aan de slag met open verkennende onderwijsleergesprekken over de overheid op het niveau 3TL. Ik wil dat de leerlingen kennismaken met de overheid en een aantal zaken  weer opfrissen. Namelijk

–          Wat zijn de 3 lagen van de overheid?

–          Wat doet de overheid?

–          Hoe betaald de overheid hiervoor?

 

Na dit gesprek moet het voor leerlingen een soort ijkpunt zijn waarnaar ik terug kan verwijzen in de volgende lessen. De les hierna over collectieve voorzieningen en privatisering moet goed aansluiten bij dit gesprek. Ze hoeven nog niet de juiste definities te kennen bij de begrippen.

1.2.1    Leerdoel voor de klas

–          De leerling kan na het gesprek een omschrijving geven van de 3 lagen van de overheid.

–          De leerling heeft kennis gemaakt met voorbeelden van activiteiten die de overheid uitvoert

–          De leerling weet hoe de overheid betaald voor die activiteiten

 

Bij 3 TL wil ik de gesloten variant hanteren, ik wil dit doen door aan het einde de 3 lagen duidelijk aan te geven en de inkomstenbronnen van de overheid te laten notuleren.

1.2.2    Leerdoel voor mijzelf

–          Ik wil leren om geduldig om te gaan met een klas waarin meer initiatief bij de leerling ligt.

–          Ik wil leren op een kordate manier een gesprek te leiden door de ruimte die leerlingen krijgen duidelijk af te bakenen.

–          Ik wil structuur aanbrengen in het gesprek

 

Zaken die van belang zijn bij het onderwijsleergesprek zijn volgens het handboek voor leraren bijvoorbeeld; de opstelling, het denken van de leerling staat centraal en geen foute antwoorden. Hier moet ik rekening mee houden bij de structuur die ik wil aanbrengen. Wanneer leerlingen fouten maken en afdwalen moet ik ze op een positieve manier terugbrengen. Een valkuil kan zijn, zeker bij deze verkennende gesprekken dat ik te snel op mijn doel afga, hier moet ik ook op letten.

(Kralingen, 2013)


 

2         Theoretische onderbouwing

2.1      Plannen

De bedoeling is om 4 gesprekken te voeren. Twee met 3TL klassen en 2 met 2 TL klassen. Deze klassen heb ik allemaal op vrijdag. Ik heb de gesprekken gepland op dezelfde dag zodat ik kan leren van de gesprekken.

2.2      Ontwerpen

Het ontwerp van de gesprekken ziet er als volgt uit;

 

2.2.1    Kenmerken van de doelgroep

2 en 3 TL, die het vak economie volgen. De ene groep heeft nog geen kennis van het onderwerp. De andere groep heeft het een en ander in de 2e al voorbij zien komen.

 

2.2.2    Organisatorische kenmerken

De klas zit in bus opstelling eigenlijk zou ik meer een actieve opstelling willen zoals een u vorm. Ik kies ervoor, vanwege de tijd, om door de klas te lopen en veel een centrale plek in te nemen. Na een tijdje wil ik iets meer aan de zijkant gaan staan en leerlingen meer laten reageren op elkaar.

 

2.2.3    Inhoudelijke kenmerken

  1. Wie kan mij vertellen uit welke 3 lagen de overheid bestaat?
  2. En wat doen die dan?
  3. Hoe wordt daarvoor betaald?
  4. We kennen naast belasting ook accijns? Wat is dat?
  5. Als je aan accijns denkt denk je ook aan?
  6. Dit zijn financiële manieren om mensen te beïnvloeden, kan iemand mij uitleggen hoe dat dan werkt?

 

2.2.4    Didactische kenmerken

De vragen die ik stel zijn hopelijk open en uitnodigend genoeg. Het zal echter voorkomen dat het niet direct zo is dat leerlingen meegaan het gesprek in. Ik wil mezelf erop wijzen dat wanneer een leerling een vraag stelt of een opmerking plaatst ik hierin mee moet gaan. Op die manier verwacht ik dat leerlingen zich meer geactiveerd zullen voelen.

 

Voor een onderwijsleergesprek zijn er 5 sleutelbegrippen;

 

–  Individuele aanspreekbaarheid

–  Positieve wederzijdse afhankelijkheid

–  Directe interactie

–  Aandacht voor sociale vaardigheden

–  Aandacht voor het groepsproces

 

Ik ga hier aandacht aan geven op de volgende manieren;

 

–  Ik geef willekeurig beurten en vraag bijvoorbeeld ook eerst vingers van iedereen die het weet.

–  Ik zal vragen om aanvulling vanuit de klas op elkaars antwoorden.

–  Ook ga ik vragen of leerlingen het eens zijn met elkaar.

–  Ik ga specifiek benoemen en bespreken wat de bedoeling is en hoe ik om zal gaan met het opsteken van vingers.

–  Ik ga nadruk leggen op het positieve in het gesprek

 

(Loen, 2010) (Ettekoven, 2005) (Kralingen, 2013)

 

 

2.2.5    Vakdidactische kenmerken

De begrippen die voorbij zullen komen zijn voor iedere burger wel bekend. Het is wel te verwachten dat er antwoorden komen. Mijn verwachting is niet dat leerlingen volledig zullen stil vallen. Uiteraard zal de 3e klas veel meer weten dan de 2e. Ik ga vragen naar voorbeelden, voor- en tegenargumenten, eigen mening. Dit alles rondom;

 

  1. Rijk
  2. Provincie
  3. Gemeente

 

Collectieve voorzieningen zoals; wegen, dijken, politie, brandweer, uitkeringen, zwembaden etc.

 

Deze worden betaald door; belastingen, gasbaten, premies, boetes, accijnzen.

 

Onderwerpen die ook voorbij kunnen komen zijn;

 

–  Subsidie

–  Retributie

–  Afdrachten aan Europa

–  Inzet van het leger voor vredesmissies

–  De Nederlandse Antillen

–  De koning

–  Ontwikkelingshulp

–  Privatisering

 

 

2.2.6    Pedagogische kenmerken

Tijdens de gesprekken moet ik eraan denken dat ik om vingers vraag maar ook accepteer dat er mensen tussendoor komen met antwoorden. Dit betekent dat ik van te voren moet uitleggen dat dit in deze werkvorm zo zal werken. Anders denken leerlingen dat vingers opsteken niet hoeft. Maar voor dit gesprek ga ik het presenteren als manier om aandacht te vragen. Dus een soort voorrang, want je krijgt van mij het woord.

Daarnaast ga ik uitleggen dat het belangrijk is dat je elkaar laat uitpraten, nadenkt over wat de ander zegt. Maar niet alleen afwacht, ook het woord nemen als je iets interessants toe te voegen hebt.

 (Loen, 2010)

(Bouwens, 2010)

 


 

3         Uitvoering en evaluatie

3.1      Evalueren (Verzamelen)

De uitvoering ging erg goed. Aan het begin van de lessen vertelde ik over het feit dat ik een nieuwe lesactiviteit ging uitproberen. Na een kleine inleiding heb ik de vragen gesteld. Leerlingen wisten redelijk veel en reageerden vrij goed op elkaar. Het verschil was wel dat bij de 2 onderbouw groepen de leerlingen echt nog geen kennis hadden van de begrippen die ze gingen leren. Bij de bovenbouw wisten ze nog redelijk wat van de begrippen.

De gesprekken gingen qua verloop redelijk gelijk op. Er was 1 gesprek met klas 3Q waarbij ik echt het gevoel had dat de leerlingen klassikaal meegingen in het gesprek. Zich echt gingen verdiepen in het onderwerp. Dit was heel mooi om mee te maken. Deze klas was zelf ook enthousiast na afloop.

Ik moet wel zeggen dat van de verdieping weinig terecht is gekomen. De 4 gesprekken zijn eigenlijk allemaal redelijk bij de basisstof gebleven. Alleen 1 3e klas is wat meer de diepte ingegaan maar dat ging voornamelijk over roken, accijns etc.

3.2      Analyseren

De sleutelbegrippen van Ebbens zijn goed aan bod gekomen.

–  Individuele aanspreekbaarheid

–  Positieve wederzijdse afhankelijkheid

–  Directe interactie

–  Aandacht voor sociale vaardigheden

–  Aandacht voor het groepsproces

 

Het is wel zo dat niet iedereen meedoet. Waarschijnlijk zou dat wel veranderen als je een soort aantekening laat maken aan het eind en deze vorm vaker voorbij zou komen. Dan kun je ook bijvoorbeeld bij een toets bespreking aangeven, kijk, dit kwam tijdens ons gesprek voorbij. Dat triggert een leerling denk ik wel om mee te doen.

De individuele aanspreekbaarheid zou ik in de toekomst wel proberen te verhogen. Het viel me verder op dat het voor wat betreft de sociale vaardigheden en het groepsproces opmerkelijk goed ging.

3.3  Concluderen

De doelen die ik met de gesprekken had waren:

3.3.1    Leerdoel voor de klas

–          De leerling kan na het gesprek een omschrijving geven van de 3 lagen van de overheid.

–          De leerling heeft kennis gemaakt met voorbeelden van activiteiten die de overheid uitvoert

–          De leerling weet hoe de overheid betaald voor die activiteiten

 

De 3 lagen zijn voorbij gekomen, de dingen die de overheid doet en hoe ervoor betaald wordt. Verder is wat dieper ingegaan op subsidie en accijns. De leerlingen hebben voorbeelden genoemd. Ik heb zelf wat verdieping aangebracht voor wat betreft redenen van de overheid om subsidie te geven. De leerlingen pakten toen goed door wat betreft accijns. Roken is slecht voor je en ze konden goed begrijpen en uitleggen wat de overheid daar dan mee deed. Namelijk accijns heffen.

3.3.2    Leerdoel voor mijzelf

–          Ik wil leren om geduldig om te gaan met een klas waarin meer initiatief bij de leerling ligt.

–          Ik wil leren op een kordate manier een gesprek te leiden door de ruimte die leerlingen krijgen duidelijk af te bakenen.

–          Ik wil structuur aanbrengen in het gesprek

 

De gesprekken zijn naar mijn idee goed gegaan. Ik heb de leerlingen bevraagd en zij vonden het ook leerzaam en leuk. Mijn begeleidster had nog een nuttige aanvulling. Gebruik tussendoor even een kort filmpje of laat een cartoon zien. Het mag wat uitgebreider en na het gesprek is het ook leuk om de leerlingen over te laten nemen wat op het bord staat.

Ik denk dat ik die tips mee ga nemen.

(Ettekoven, 2005)

(Bouwens, 2010)


 

4         Reflectie

Het proces van voorbereiden en ontwerpen is leerzaam geweest omdat je hierdoor nadenkt over wat je tegengaat komen. Uiteindelijk is de praktijk toch anders. Leerlingen gingen bijvoorbeeld praten over het verschil tussen subsidie en accijns. Maar het helpt om zekerder voor de klas te staan. Door een gedegen voorbereiding sta je meer overtuigd voor de klas. Dit is essentieel in de ontwikkeling als docent denk ik. Uiteindelijk maakt dat een enorm verschil. Of je zeker of onzeker voor de klas staat.

Het uitvoeren ging zoals gezegd iets anders dan verwacht voor een klein deel. Leerlingen dalen snel af en gaan praten over zijlijnen waar ze op komen door jou vraag. Bijvoorbeeld de zijlijn over subsidie en accijns waarna er een aantal leerlingen doorgingen op het feit dat roken slecht is voor je. Een stuk ontwikkeling hierbij is dat je leert om als docent de klas weer mee terug naar het onderwerp te nemen. Met deze leertaak werken we aan 3 beroepstaken:

–          lesgeven en trainen in het vak/leergebied;

–          begeleiden van lerende(n);

–          ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied;

 

Door het uitvoeren van deze gesprekken heb ik gewerkt aan de volgende competenties;

5 competenties

1          interpersoonlijk competent;

2          pedagogisch competent;

3          vakinhoudelijk vakdidactisch competent;

4          organisatorisch competent;

7          competent in reflectie en ontwikkeling.